HAPTONOMIE EN HET VOORKOMEN VAN WEERSTAND BIJ DEMENTIE
Inhoud van de cursus : haptonomisch werken bij de omgang en verzorging van mensen met dementie, ter voorkoming van weerstand
Locatie : Instituut voor rugklachtenpreventie en haptonomie Den Haag
Docent : Inga Mol
Lesboek : Handboek haptonomisch verplaatsen
Contactonderwijs : 2 dagdelen, totaal 6 uur
Gewenste zelfstudie : geen
Doelgroep : verzorgenden en verpleegkundigen die werken in de thuiszorg, ouderenzorg, gehandicaptenzorg, revalidatie, GGZ en het ziekenhuis.
DAGDEEL 1 (3 uur)
Introductie
* Welkom met koffie/thee. Uitdelen “Handboek haptonomisch verplaatsen”.
* Voorstelronde met als thema : “delen van ervaringen m.b.t. weerstand bij de verzorging en verpleging van cliënten met dementie”
* Uitnodiging aan deelnemers om specifieke problemen/vragen in te brengen
* Uitleg inhoud cursus, gebruik lesmateriaal, gebruik van de lesruimte, gebruik mobiele telfoon etc.
Theorieles : Wat is weerstand? Waardoor kan weerstand ontstaan tijdens de verzorging en verpleging van cliënten met dementie?
* Vormen van weerstand
* Passieve en actieve weerstand en de relatie met angst
* Waardoor kan angst ontstaan tijdens de verzorging en verpleging?
* Wat kun je zelf doen om angst bij cliënten te voorkomen?
* De verhouding tussen verbale communicatie en non-verbale communicatie bij de verzorging en verpleging van cliënten met dementie
* Haptonomisch werken :
*de relatie tussen aanraking en angst
*grenzen voelen
*steeds opnieuw contact maken
*plaatsen van het lichaam die je wel en beter niet aan kunt raken
*het verschil tussen “duwen en trekken” en “uitnodigen tot bewegen” tijdens verzorging en verpleging
*gebruik van vingers en handpalm
* open of gesloten hand
* machtplekken en neutrale plekken
*herhaling en voorspelbaarheid
*tempo
15 minuten koffiepauze
Praktijkles : toepassing bij verplaatsingen buiten het bed
* Loopbegeleiding; de basisbeweging van het lopen, de wijze van aanraken – open of gesloten handvatting-, lopen naast of voor de cliënt, “omgaan met hangen, zakken en leunen” van de cliënt tijdens het lopen.
* Helpen staan en zitten; de basisbeweging van het gaan staan en zitten, waar aan te raken, het effect van aanrakingsplaatsen als nek, bovenarm en oksel, hoe te bewegen door de zorgverlener, het gebruik door de zorgverlener van eigen lichaamsgewicht in plaats van spierkracht, verschillende technieken; naast en voor de cliënt, grenzen.
* Hogerop verplaatsen in de stoel; de basisbeweging van het hogerop gaan zitten, de positie van de voeten, de schuifelmethode, de plaats van aanraken.
45 minuten lunchpauze
DAGDEEL 2 (3 uur)
Praktijkles : haptonomische verplaatsingen binnen het bed
Algemene informatie over bedverplaatsingen bij cliënten met dementie :
*angstreductie door de plaats van het kussen, de plaats van de verzorgende/verpleegkundige, de wijze van vastpakken, het tempo van de beweging, het gebruik van gesproken taal, non-verbaal
* Draaien; de basisbeweging, het lichaam voorbereiden op draaien, de plaats van de hand, technieken naar je toe draaien van de cliënt en technieken van je af draaien van de cliënt, tempo van de draai
* Het gebruik van trekzeil en glijrol bij alle verplaatsingen binnen het bed.
* Helpen van lig tot zit op de rand van het bed, de basisbeweging, de technieken, hulpmiddelen.
* Training naar aanleiding van eventueel ingebrachte casussen tijdens de voorstelronde
Tussendoor 15 minuten theepauze
Afsluitend een evaluatie.
HAPTONOMIE EN WEERSTAND BIJ DEMENTIE - INFORMATIE
Bij cliënten met dementie is de gesproken taal meestal niet meer een betrouwbaar communicatiemiddel. De cliënt begrijpt de woorden niet of reageert niet op woorden. De taal van het lichaam, via aanraking en beweging, wordt bij de verzorging van mensen met dementie heel erg belangrijk. Het is de “primaire” taal van mensen. En voor zorgverleners is het kunnen spreken en verstaan van deze “taal” van groot belang om toegang te krijgen tot hun cliënten en om weerstand te voorkomen. Waar zit die taal?
Die “taal” zit in jouw eigen wijze van aanraken en bewegen van en met de cliënt. Daarmee kun je leren spreken. Je kunt leren hoe je fysiek een boodschap kunt overdragen. Je kunt daar een naar jou toegewende houding mee “oproepen” bij een cliënt of juist een afgewende houding en ook agressie. Met je aanraking kun je ook voelend leren luisteren. Heel veel zorgverleners gebruiken dit al maar nog niet altijd bewust.
In de workshop “Haptonomie en weerstand bij dementie” onderzoeken de deelnemers of de uitgangspunten van het haptonomisch werken en verplaatsen van waarde kunnen zijn bij het verzorgen van mensen met dementie. En in het bijzonder hoe je weerstand daardoor zou kunnen verminderen.
Haptonomisch betekent : tastend en voelend. De deelnemers voelen verschillen tussen meerdere vormen van aanraken en bewegen.
Bij iedere aanraking en beweging kun je je afvragen wat de “gevoelde bedoeling” is van de aanraker. Wanneer je de taal van de aanraking bewust gaat gebruiken, dan kun je weerstand, die onbewust door jouzelf is veroorzaakt, verminderen.
Bij ieder contact is waarneembaar dat het lichaam al reageert voordat er sprake is van echte aanraking. Bij mensen met dementie kun je vaak zien dat zij meer naar binnen gericht zijn en de naderende hulpverlener niet aan voelen komen. Hierdoor kan schrik ontstaan wanneer je daar niet op hebt gelet. In de workshop hebben we ons allereerst bezig gehouden met naderen en je hebt leren waarnemen of de collega waar je mee werkte naar binnen of naar buiten gericht was. En of de lichaamsbeweging van de collega naar je toe of van je af was (toegewend of afgewend).
Na het naderen van de cliënt/bewoner is het belangrijk dat je zelf “weet wat je vraagt”. Als je de cliënt b.v. wilt laten opstaan, dan moet je weten hoe die beweging in elkaar zit. Als je de cliënt onder zijn/haar oksel omhoog tilt, terwijl deze nog geen gewicht op de voeten heeft, dan doet deze handeling pijn en begrijpt de cliënt niet wat jouw bedoeling is. Pijn en onbegrip leiden tot weerstand en mogelijk tot agressie.
Ook van grote invloed is hoe je de ander aanraakt. Tijdens oefeningen ervaren deelnemers bijna altijd dat een geheel omvattende aanraking, angst op kan roepen en het gevoel dat “je opgesloten zit”. Als gevolg van angst kunnen cliënten reageren met “vechten, vluchten of bevriezen”. Deze drie angstreacties zijn waarneembaar in het lichaam als het samenballen van spieren (weerstand/agressie), het verslappen van spieren (passieve weerstand) en het verstarren van spieren (de cliënt reageert niet meer).
Een open aanraking (zonder het gebruik van de duimen) roept dit gevoel en deze spierreacties niet op. Bij een open aanraking nodig je de cliënt uit tot zelf bewegen.
Niet alleen de wijze van aanraken roept fysieke en emotionele verschillen op bij de deelnemers, ook bij de plaats van aanraken zijn grote verschillen waarneembaar. Een hand in de nek, onder de kin en achter de elleboog, kan ervaren worden als “macht” van de hulpverlener over de cliënt. Onbewust kun je door deze plaats aan te raken oproepen tot strijd.
Er zijn ook kwetsbare plekken waarneembaar ; de buik, het aangezicht, de binnenkant van de benen en van de armen en (bij vrouwen) de borststreek.
Bij de transfers is het daarom aan te raden deze plaatsen te vermijden. En tijdens de verzorgende handelingen kun je deze plaatsen zo respectvol mogelijk aanraken. Tijdens de verzorging wordt aangeraden altijd eerst de meer neutrale delen van het lichaam aan te raken (buitenkant bovenarm en bovenbeen) en pas daarna de binnenkant. Je stelt je als het ware iedere keer opnieuw voor.
Voor de duidelijkheid van de richting van de beweging speelt ook de plaats van aanraken een rol. Een hand onder een lichaamsdeel geeft activiteit aan. Een hand op een lichaamsdeel geeft rust aan. Wanneer je eerst je hand op een lichaamsdeel legt (bv de voet) en deze vervolgens omhoog wilt gaan bewegen, dan is dat onduidelijk voor de cliënt. Hij/zij zal zijn spieren eerst hebben ingesteld op rust (ontspanning). Vervolgens vraag jij actie. De cliënt kan daar eenvoudig niet aan voldoen. Jij ervaart weerstand of tegenwerking zonder dat dat had gehoeven.
Niet alleen de aanraking is taal, ook de manier waarop je met de cliënt beweegt. Er is verschil waarneembaar tussen een beweging die je de cliënt wilt laten maken, door alleen gebruik van jouw armkracht of door middel van jouw eigen beweging. Het gebruik van armkracht (waarbij jij stil blijft staan), roept het gevoel op geduwd of getrokken te worden. Dit kan weerstand oproepen bij de cliënt en voor jou wordt het werk zwaarder en gevaarlijker. Wanneer je echter leert om bewegingen te vragen door zelf te bewegen, dan ervaart de cliënt dat als een uitnodiging om zelf zijn spieren aan te spannen. In de psychologie wordt dit “spiegelen” genoemd. Je vraagt een beweging niet door te duwen maar door zelf de gewenste beweging te maken.
Soms zal je even moeten wachten op de cliënt. Jouw aanraking en beweging moeten nog “doordringen” tot hem/haar. Je kunt gerust de beweging nog eens maken. Maar om angst en weerstand te voorkomen moet je nooit gaan trekken of duwen. Als de cliënt totaal niet reageert op een beweging van jou, dan zoek je een verplaatsingstechniek waarbij je je eigen gewicht gaat gebruiken (in plaats van spierkracht) of dan is het tijd om hulpmiddelen te gaan gebruiken.
Met of zonder hulpmiddelen, het blijft altijd belangrijk om te letten op het bewegingstempo van de cliënt. Iedere cliënt (ieder mens) heeft een ander bewegingstempo. Respectvol kan de zorg alleen zijn, wanneer je met het tempo van de cliënt voelbaar rekening houdt. Ook hiermee kun je heel veel angst en weerstand voorkomen.
Inhoud van de cursus : haptonomisch werken bij de omgang en verzorging van mensen met dementie, ter voorkoming van weerstand
Locatie : Instituut voor rugklachtenpreventie en haptonomie Den Haag
Docent : Inga Mol
Lesboek : Handboek haptonomisch verplaatsen
Contactonderwijs : 2 dagdelen, totaal 6 uur
Gewenste zelfstudie : geen
Doelgroep : verzorgenden en verpleegkundigen die werken in de thuiszorg, ouderenzorg, gehandicaptenzorg, revalidatie, GGZ en het ziekenhuis.
DAGDEEL 1 (3 uur)
Introductie
* Welkom met koffie/thee. Uitdelen “Handboek haptonomisch verplaatsen”.
* Voorstelronde met als thema : “delen van ervaringen m.b.t. weerstand bij de verzorging en verpleging van cliënten met dementie”
* Uitnodiging aan deelnemers om specifieke problemen/vragen in te brengen
* Uitleg inhoud cursus, gebruik lesmateriaal, gebruik van de lesruimte, gebruik mobiele telfoon etc.
Theorieles : Wat is weerstand? Waardoor kan weerstand ontstaan tijdens de verzorging en verpleging van cliënten met dementie?
* Vormen van weerstand
* Passieve en actieve weerstand en de relatie met angst
* Waardoor kan angst ontstaan tijdens de verzorging en verpleging?
* Wat kun je zelf doen om angst bij cliënten te voorkomen?
* De verhouding tussen verbale communicatie en non-verbale communicatie bij de verzorging en verpleging van cliënten met dementie
* Haptonomisch werken :
*de relatie tussen aanraking en angst
*grenzen voelen
*steeds opnieuw contact maken
*plaatsen van het lichaam die je wel en beter niet aan kunt raken
*het verschil tussen “duwen en trekken” en “uitnodigen tot bewegen” tijdens verzorging en verpleging
*gebruik van vingers en handpalm
* open of gesloten hand
* machtplekken en neutrale plekken
*herhaling en voorspelbaarheid
*tempo
15 minuten koffiepauze
Praktijkles : toepassing bij verplaatsingen buiten het bed
* Loopbegeleiding; de basisbeweging van het lopen, de wijze van aanraken – open of gesloten handvatting-, lopen naast of voor de cliënt, “omgaan met hangen, zakken en leunen” van de cliënt tijdens het lopen.
* Helpen staan en zitten; de basisbeweging van het gaan staan en zitten, waar aan te raken, het effect van aanrakingsplaatsen als nek, bovenarm en oksel, hoe te bewegen door de zorgverlener, het gebruik door de zorgverlener van eigen lichaamsgewicht in plaats van spierkracht, verschillende technieken; naast en voor de cliënt, grenzen.
* Hogerop verplaatsen in de stoel; de basisbeweging van het hogerop gaan zitten, de positie van de voeten, de schuifelmethode, de plaats van aanraken.
45 minuten lunchpauze
DAGDEEL 2 (3 uur)
Praktijkles : haptonomische verplaatsingen binnen het bed
Algemene informatie over bedverplaatsingen bij cliënten met dementie :
*angstreductie door de plaats van het kussen, de plaats van de verzorgende/verpleegkundige, de wijze van vastpakken, het tempo van de beweging, het gebruik van gesproken taal, non-verbaal
* Draaien; de basisbeweging, het lichaam voorbereiden op draaien, de plaats van de hand, technieken naar je toe draaien van de cliënt en technieken van je af draaien van de cliënt, tempo van de draai
* Het gebruik van trekzeil en glijrol bij alle verplaatsingen binnen het bed.
* Helpen van lig tot zit op de rand van het bed, de basisbeweging, de technieken, hulpmiddelen.
* Training naar aanleiding van eventueel ingebrachte casussen tijdens de voorstelronde
Tussendoor 15 minuten theepauze
Afsluitend een evaluatie.
HAPTONOMIE EN WEERSTAND BIJ DEMENTIE - INFORMATIE
Bij cliënten met dementie is de gesproken taal meestal niet meer een betrouwbaar communicatiemiddel. De cliënt begrijpt de woorden niet of reageert niet op woorden. De taal van het lichaam, via aanraking en beweging, wordt bij de verzorging van mensen met dementie heel erg belangrijk. Het is de “primaire” taal van mensen. En voor zorgverleners is het kunnen spreken en verstaan van deze “taal” van groot belang om toegang te krijgen tot hun cliënten en om weerstand te voorkomen. Waar zit die taal?
Die “taal” zit in jouw eigen wijze van aanraken en bewegen van en met de cliënt. Daarmee kun je leren spreken. Je kunt leren hoe je fysiek een boodschap kunt overdragen. Je kunt daar een naar jou toegewende houding mee “oproepen” bij een cliënt of juist een afgewende houding en ook agressie. Met je aanraking kun je ook voelend leren luisteren. Heel veel zorgverleners gebruiken dit al maar nog niet altijd bewust.
In de workshop “Haptonomie en weerstand bij dementie” onderzoeken de deelnemers of de uitgangspunten van het haptonomisch werken en verplaatsen van waarde kunnen zijn bij het verzorgen van mensen met dementie. En in het bijzonder hoe je weerstand daardoor zou kunnen verminderen.
Haptonomisch betekent : tastend en voelend. De deelnemers voelen verschillen tussen meerdere vormen van aanraken en bewegen.
Bij iedere aanraking en beweging kun je je afvragen wat de “gevoelde bedoeling” is van de aanraker. Wanneer je de taal van de aanraking bewust gaat gebruiken, dan kun je weerstand, die onbewust door jouzelf is veroorzaakt, verminderen.
Bij ieder contact is waarneembaar dat het lichaam al reageert voordat er sprake is van echte aanraking. Bij mensen met dementie kun je vaak zien dat zij meer naar binnen gericht zijn en de naderende hulpverlener niet aan voelen komen. Hierdoor kan schrik ontstaan wanneer je daar niet op hebt gelet. In de workshop hebben we ons allereerst bezig gehouden met naderen en je hebt leren waarnemen of de collega waar je mee werkte naar binnen of naar buiten gericht was. En of de lichaamsbeweging van de collega naar je toe of van je af was (toegewend of afgewend).
Na het naderen van de cliënt/bewoner is het belangrijk dat je zelf “weet wat je vraagt”. Als je de cliënt b.v. wilt laten opstaan, dan moet je weten hoe die beweging in elkaar zit. Als je de cliënt onder zijn/haar oksel omhoog tilt, terwijl deze nog geen gewicht op de voeten heeft, dan doet deze handeling pijn en begrijpt de cliënt niet wat jouw bedoeling is. Pijn en onbegrip leiden tot weerstand en mogelijk tot agressie.
Ook van grote invloed is hoe je de ander aanraakt. Tijdens oefeningen ervaren deelnemers bijna altijd dat een geheel omvattende aanraking, angst op kan roepen en het gevoel dat “je opgesloten zit”. Als gevolg van angst kunnen cliënten reageren met “vechten, vluchten of bevriezen”. Deze drie angstreacties zijn waarneembaar in het lichaam als het samenballen van spieren (weerstand/agressie), het verslappen van spieren (passieve weerstand) en het verstarren van spieren (de cliënt reageert niet meer).
Een open aanraking (zonder het gebruik van de duimen) roept dit gevoel en deze spierreacties niet op. Bij een open aanraking nodig je de cliënt uit tot zelf bewegen.
Niet alleen de wijze van aanraken roept fysieke en emotionele verschillen op bij de deelnemers, ook bij de plaats van aanraken zijn grote verschillen waarneembaar. Een hand in de nek, onder de kin en achter de elleboog, kan ervaren worden als “macht” van de hulpverlener over de cliënt. Onbewust kun je door deze plaats aan te raken oproepen tot strijd.
Er zijn ook kwetsbare plekken waarneembaar ; de buik, het aangezicht, de binnenkant van de benen en van de armen en (bij vrouwen) de borststreek.
Bij de transfers is het daarom aan te raden deze plaatsen te vermijden. En tijdens de verzorgende handelingen kun je deze plaatsen zo respectvol mogelijk aanraken. Tijdens de verzorging wordt aangeraden altijd eerst de meer neutrale delen van het lichaam aan te raken (buitenkant bovenarm en bovenbeen) en pas daarna de binnenkant. Je stelt je als het ware iedere keer opnieuw voor.
Voor de duidelijkheid van de richting van de beweging speelt ook de plaats van aanraken een rol. Een hand onder een lichaamsdeel geeft activiteit aan. Een hand op een lichaamsdeel geeft rust aan. Wanneer je eerst je hand op een lichaamsdeel legt (bv de voet) en deze vervolgens omhoog wilt gaan bewegen, dan is dat onduidelijk voor de cliënt. Hij/zij zal zijn spieren eerst hebben ingesteld op rust (ontspanning). Vervolgens vraag jij actie. De cliënt kan daar eenvoudig niet aan voldoen. Jij ervaart weerstand of tegenwerking zonder dat dat had gehoeven.
Niet alleen de aanraking is taal, ook de manier waarop je met de cliënt beweegt. Er is verschil waarneembaar tussen een beweging die je de cliënt wilt laten maken, door alleen gebruik van jouw armkracht of door middel van jouw eigen beweging. Het gebruik van armkracht (waarbij jij stil blijft staan), roept het gevoel op geduwd of getrokken te worden. Dit kan weerstand oproepen bij de cliënt en voor jou wordt het werk zwaarder en gevaarlijker. Wanneer je echter leert om bewegingen te vragen door zelf te bewegen, dan ervaart de cliënt dat als een uitnodiging om zelf zijn spieren aan te spannen. In de psychologie wordt dit “spiegelen” genoemd. Je vraagt een beweging niet door te duwen maar door zelf de gewenste beweging te maken.
Soms zal je even moeten wachten op de cliënt. Jouw aanraking en beweging moeten nog “doordringen” tot hem/haar. Je kunt gerust de beweging nog eens maken. Maar om angst en weerstand te voorkomen moet je nooit gaan trekken of duwen. Als de cliënt totaal niet reageert op een beweging van jou, dan zoek je een verplaatsingstechniek waarbij je je eigen gewicht gaat gebruiken (in plaats van spierkracht) of dan is het tijd om hulpmiddelen te gaan gebruiken.
Met of zonder hulpmiddelen, het blijft altijd belangrijk om te letten op het bewegingstempo van de cliënt. Iedere cliënt (ieder mens) heeft een ander bewegingstempo. Respectvol kan de zorg alleen zijn, wanneer je met het tempo van de cliënt voelbaar rekening houdt. Ook hiermee kun je heel veel angst en weerstand voorkomen.